Er is veel te doen rond data: verzamelen van data, inzichten met grafieken en rapporten, artificiële intelligentie en big data. Objectieve feiten en cijfers. Maar daarmee is de klus niet geklaard. Het gebruiken van die data, daar gaat het over. Voor deze blog beperken we ons tot het gebruik van data in relatie tot klanten en prospecten. En dan wordt het subjectieve heel belangrijk. Die klant of prospect is immers een persoon, en geen object dat kan teruggebracht worden tot een aantal kenmerken.
Laten we beginnen met een waarschuwing. Niet iedereen kan omgaan met data. Ik durf zelfs zeggen dat de meeste mensen niet kunnen omgaan met data, mezelf incluis. Het is heel belangrijk dat je dat beseft. Dat houdt je kritisch en scherp als iemand zaken verkondigt op basis van objectieve data.
Een voorbeeld. Een fabriek maakt knikkers. Iemand die de data heeft geanalyseerd beweert dat het gemiddelde kleur van een knikker grijs is met een schaal van 25%. Inderdaad, de fabriek maakt elke dag 250 zwarte knikkers en 750 witte knikkers. Zo kan je gemakkelijk berekenen dat de gemiddelde knikker 25% grijs is. Feit is echter dat deze fabriek helemaal geen grijze knikkers maakt. En dat is gevaarlijk. Want als ik mij baseer op de gemiddelde kleur, dan moet ik op zoek naar klanten die grijze knikkers willen kopen. En wanneer ik de klant vind kan ik niets verkopen, want ik heb geen grijze knikkers.
Moraal van het verhaal. Wees steeds kritisch i.v.m. objectieve data en laat het verwerken ervan over aan professionelen.
Zoals bij veel digitaliseringsprojecten worden de zaken wel eens omgekeerd aangepakt. Eerst een data platform kiezen, liefst één met heel veel mogelijkheden, daarna data verzamelen en dashboards bouwen. Pas dan wordt bekeken wat men allemaal kan doen met die data, wordt beslist wie dat gaat doen en dan mag die persoon een strategie en plan van aanpak maken. Een prima recept voor een mislukt project.
Het kan ook anders. We denken eerst na, nemen een beslissing, stellen een plan op, zorgen voor de randvoorwaarden en starten klein. Hier volgt het recept voor een geslaagd project voor databeheer:
Heb je dit allemaal achter de rug. Proficiat, nu heb je de basis, een schat aan objectieve data ligt klaar. En nu?
De analyse van de data brengt haarfijn in kaart wat een klant doet. Waarom hij het doet blijkt al minder uit de data en wat de klant denkt en voelt op de momenten van interactie kan je al helemaal niet afleiden uit de data.
Duidelijk is wel dat als je wat een klant doet en zegt, kunt verbinden met wat hij denkt en voelt, dat je dan wel in staat bent om de klant heel persoonlijk te bedienen. Maar hoe doen we dit? De visie is eenvoudig: spreek met de klant en vraag het hem. In een face-to-face gesprek is dat mogelijk. Maar bij online verkoop wordt het al iets lastiger.
Een kant-en-klare oplossing is er niet. Wel heb ik voor jou een lijstje waar je mee aan de slag kan:
Al deze technieken houden beperkingen in. Je kan niet met elke klant spreken in elke situatie. En de interactie is ook niet real-time. De subjectieve klant in kaart brengen kost geld en blijft nog steeds een groot deel veralgemenen en veronderstellen. Aan beide beperkingen kan je iets doen. Het veralgemenen en veronderstellen moet je achteraf controleren en bijsturen. Dan wordt het betrouwbaarder. De kostprijs kan gereduceerd worden door gebruik te maken van bestaande platformen om met die individuele klant in contact te komen. Het is relatief nieuw, maar wordt zeker een trend in de komende jaren. Een voorbeeld van zo'n platform vind je op www.usertesting.com.
Alles begint met een goede aanpak voor databeheer. Dit resulteert in waardevolle data en een onderneming die klaar is om ermee aan de slag te gaan. Een klant is echter geen object, wel een levend wezen dat denkt en voelt. Wat hij denkt en voelt vind je niet terug in de objectieve data. Daarvoor heb je subjectieve data nodig. Het verzamelen van subjectieve data is lastig. Maar wie beide combineert heeft een grote stap voor op de concurrentie en kan zijn klanten op een meer ‘menselijke’ en persoonlijke manier benaderen.
Philip Vanassche.